31846 |
groefschaaf |
groefschaaf:
grufšāf (L299p Reuver)
|
De schaaf van de ploegschaafset waarmee men de groeven schaaft. Zie afb. 42 en vergelijk ook het lemma ɛgroefɛ in wld II.9, pag. 158.' [N 53, 68a-b]
II-12
|
24732 |
groei, wasdom |
groei:
greuj (L299p Reuver)
|
Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17541 |
groeien |
groeien:
greuje (L299p Reuver),
grøi̯ǝ (L299p Reuver),
gəgrēūjt (L299p Reuver),
xrujə (L299p Reuver),
groter worden:
grotər wèrə (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
grōatər wèrə (L299p Reuver),
wassen:
gəwássə (L299p Reuver),
wasse (L299p Reuver),
wasǝ (L299p Reuver),
wasə (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)]
I-4, III-1-1
|
24715 |
groeien, wassen |
bedijen:
bediejën (L299p Reuver),
groeien:
greuje (L299p Reuver),
WBD / WLD
greuje (L299p Reuver),
wassen:
wasse (L299p Reuver),
WBD / WLD
wasse (L299p Reuver)
|
bedijen [SGV (1914)] || Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25246 |
groeizaam weer |
mals (weer):
mals waer (L299p Reuver),
vet weer:
Nb. Het weer in de zomer: zomer waer.
vet waer (L299p Reuver),
vors (weer):
vors waer (L299p Reuver)
|
groeizaam weer (in de zomer) [vet] [N 22 (1963)] || mals regenachtig weer (in de zomer) [vers, vörs] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24594 |
groene berkentak |
berkentak:
berketak (L299p Reuver)
|
Een groene berketak (berkemei). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20778 |
groente |
groente:
greunte (L299p Reuver),
WBD / WLD
grèūntə (L299p Reuver)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33503 |
groente, algemeen |
groente:
greunte (L299p Reuver),
WBD / WLD
grèūntə (L299p Reuver)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
I-7
|
20595 |
groenten bij elkaar zoeken |
bijeenschrabbelen:
bîe ein sjrabbələ (L299p Reuver),
bijeenzeumeren:
bîe ein zeumərə (L299p Reuver)
|
Hoe noemt U: Groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21328 |
groentevrouw |
groenvrouw:
greunvrouw (L299p Reuver)
|
groentevrouw [SGV (1914)]
III-3-1
|