25056 |
handvol |
handvol:
hampel (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
hampəl (L299p Reuver)
|
de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)] || een gering aantal [paar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
29895 |
handvormpan |
handpan:
hanjtpan (L299p Reuver)
|
Dakpan die met de hand is vervaardigd. Bij de handvormpannen kan een onderscheid gemaakt worden in drie modellen: het Wassenaars model met 22 pannen per m2, het Utrechts model met 18 pannen per m2 en het Reeser model met 16 pannen per m2. [monogr.]
II-8
|
31750 |
handzaag |
zaag:
zāx (L299p Reuver)
|
In het algemeen een zaag die voorzien is van een handvat en een breed zaagblad. [N 53, 1c; N 33, 330; monogr.]
II-12
|
31751 |
handzaag, sint-jozefzaag |
fok(s)zwans:
fuksšwans (L299p Reuver)
|
Handzaag, waarvan het blad vanaf het handvat geleidelijk smaller uitloopt. De handzaag wordt voor alle voorkomende zaagwerkzaamheden gebruikt. Zie ook afb. 12. [N 53, 2; N G, 23a; monogr.; N 33, 330; L 8, 101, add.; div.]
II-12
|
33147 |
handzeef |
zeef:
zēf (L299p Reuver)
|
De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.]
I-4
|
17811 |
hangen |
hangen:
hangen (L299p Reuver)
|
hangen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19373 |
hangslot |
hangslot:
hangsjlaot (L299p Reuver),
kluister:
kloester (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Een slot dat aan b.v. een koffer of aan een deur gehangen wordt, met een draaibare beugel (kluister, hangslot, korna ) (=Fr. cadenas) [N 79 (1979)] || hangslot [N 07 (1961)]
III-2-1
|
18979 |
hansworst |
flap:
fláp (L299p Reuver),
flares:
cf. RhWb. II, kol. 560, s.v. "Flares": "Geck, läppischer Kerl (wer auffällig gekleidet ist u. sich auffällig benimmt)
flāārəs (L299p Reuver),
hansworst:
hanswors (L299p Reuver)
|
iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21413 |
hard schreeuwen |
hel schreeuwen:
hel sjreewə (L299p Reuver)
|
hard schreeuwen; je moet - - anders verstaat hij ons niet [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
25146 |
hard vriezen |
hel (vriezen):
Hard vriezen.
hel vreeze (L299p Reuver)
|
vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|