e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hecht van een mes hecht: hich (Reuver), heft: heft (Reuver), höft (Reuver) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] || heft [SGV (1914)] III-2-1
heen en weer (bewegen) heer en terug: haer en truuk loupe (Reuver), op en neer: hae löp op en neer (Reuver), op en neer loupe (Reuver) heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] III-4-4
heen en weer draaien dribbelen: dribbələ (Reuver), haar en terug draaien: haer en teruuk dreje (Reuver), slingeren: sjlingərə (Reuver) Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heerbaan weg: wééəch (Reuver) een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)] III-3-1
heerboer heerboer: hīǝrbūr (Reuver) Eigenaar van een groot boerenbedrijf, van minstens 100 ha, zo wordt wel opgegeven, die zijn bedrijf heeft geërfd of gekocht. In raderboer is rader, "wielen" als pars pro toto op te vatten voor "wagens": een boer die veel wagens bezit. [A 10, 2c; monogr.] I-6
heerszuchtig een baas: ənə báás (Reuver) een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)] III-1-4
hees, schor hees: heis (Reuver), heis zin (Reuver) hees [SGV (1914)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
heg, haag beukenheg: van beuken  beuke hek (Reuver), doornheg: van dorens  deure hek (Reuver) Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)] III-2-1
heibezem heienbezem: heijebessem (Reuver) bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heiblok heiblok: hęjblǫk (Reuver) Zwaar houten blok waaraan verschillende handvatten zijn bevestigd. Het heiblok wordt bij het aanleggen van een pomp gebruikt bij het in de grond slaan van buizen. Zie ook afb. 245 en het lemma ɛhandheiɛ in WLD deel II.9, pag. 53. Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig voor het heien van funderingspalen. Het woordtype heiblok op drie-/drijpoot is van toepassing op een trekhei, een heistelling in de vorm van een driepoot waaraan een katrol is gemonteerd. Over de schijf loopt een dik touw waar aan één uiteinde het heiblok is vastgemaakt. Het toestel wordt door spierkracht of met behulp van een stoommachine, een elektromotor of een verbrandingsmotor aangedreven. In de laatste drie gevallen wordt daarbij gebruik gemaakt van een liertoestel. Zie ook het lemma ɛtrekheiɛ in WLD deel II.9, pag. 54. In P 219 werden de buizen met behulp van een voorhamer (v0rhqm9r) in de grond gedreven.' [N 33, 336] II-11