19695 |
kast |
kast:
kas (L299p Reuver),
kast (L299p Reuver)
|
kast [DC 39 (1965)], [SGV (1914)]
III-2-1
|
23448 |
kast voor liturgische gewaden |
kast:
kas (L299p Reuver)
|
De kast(en) waarin deze gewaden liggend worden opgeborgen. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19505 |
kastplank |
schap:
šāp (L299p Reuver)
|
plank in een kast
III-2-1
|
19826 |
kat |
kat:
kat (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat [SGV (1914)]
III-2-1
|
20604 |
kater |
kater:
kater (L299p Reuver)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23213 |
katholiek |
katholiek (<fr.):
kattoliēk (L299p Reuver)
|
katholiek [SGV (1914)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
kǝtūn (L299p Reuver)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
33453 |
kattegat |
kattegat:
katǝgāt (L299p Reuver)
|
Een al dan niet afgeschermde opening onder in de schuurpoort die katten in staat stelt om de schuur in te gaan om muizen en ratten te vangen. Blijkbaar wordt deze opening ook door kippen gebruikt. [N 4A, 42i; monogr.]
I-6
|
24662 |
kattenstaart |
kattenstaart:
WLD
kattəsjtért (L299p Reuver)
|
Kattestaart (lythrum salicaria 50 tot 150 cm grote plant. De stengels staan rechtop, zijn kantig en zijn meer of minder behaard; de bladeren zijn tegenoverstaand of in kransen en lancetvormig. De bloemen groeien in lange aren, zijn 6-tallig en purperroo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24179 |
kauw |
dool:
dèèlke, dölke, daol (L299p Reuver),
dooltje:
dèèlke, dölke, daol (L299p Reuver)
|
kauw
III-4-1
|