e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

Gevonden: 5384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baldadig (persoon) uitgelaten: oetgelaote (Reuver), ōētgəlaotə (Reuver) wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)] III-1-4
baldakijn hemel: hemel (Reuver, ... ), troon: troen (Reuver) De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)] III-3-3
balein balein: belien (Reuver) balein uit het korset [N 25 (1964)] III-1-3
balkenbrij balkenbrij: balkebrij (Reuver), Nieuwe [spelling]  balkebrei (Reuver), kruipuit: karboet (Reuver), Nieuwe [spelling]  kerbōēd (Reuver) balkenbrij [SGV (1914)] || Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] III-2-3
balorig koppig: köppich (Reuver), köppig (Reuver), kribbelig: kribbelig (Reuver), stijfkop: sjtīēfkop (Reuver) baloorig [SGV (1914)] || niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)] III-1-4
balzak buidel: bujel (Reuver), zak: zak (Reuver, ... ) balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] III-1-1
band, lint tailleband: tajǝbanjtj (Reuver) Lintvormig weefsel van katoen, linnen, fluweel enz. ter afboording, versiering of versteviging. [N 62, 58d; N 62, 58c; Gi 1.IV, 55; Gi 1.IV, 56; monogr.] II-7
bandenhaak draagijzer: drāx˱īzǝr (Reuver) Een ijzeren steel met aan het uiteinde een inkeping of een haak die wordt gebruikt om de in de vuurkuil of wielbandenoven verhitte wielband uit het vuur te halen en naar het karrenwiel over te brengen. Volgens de invuller uit Q 121b waren er doorgaans vier van deze bandenhaken nodig om een wielband te verplaatsen. Zie ook afb. 212. [N 33, 327] II-11
bandiet bandiet: bandiet (Reuver, ... ), schobbejak: sjoebejak (Reuver) bandiet [SGV (1914)] || een gewelddadige schurk [bandiet, schobbert, schobbejak, deugniet, boelmaker] [N 90 (1982)] III-3-1
bandje om de kraag vast te zetten lommel: lummel (Reuver) het bandje op de kraag dat diende om deze eventueel vast te zetten (lummel?) [N 59 (1973)] III-1-3