18215 |
laars (alg.) |
stevel:
sjtevel (L299p Reuver)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
kapstevel:
kapsjtevels (L299p Reuver)
|
laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18374 |
laarzenschacht |
schacht:
sjach (L299p Reuver)
|
schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23658 |
laatste evangelie |
t letste evangjillióm?].:
letste evangelie (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23506 |
laatste mis |
stil misje:
sjtil miske (L299p Reuver)
|
De laatste, vaak korte mis op zondag, de laatste gelegenheid om de mis te horen [snapmèske, gawkletske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23909 |
laatste oordeel |
laatste oordeel:
letste oerdéél (L299p Reuver),
letste oordeil (L299p Reuver)
|
Het laatste oordeel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25422 |
ladder |
slachtleer:
šlaxlęjǝr (L299p Reuver)
|
Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.]
II-1
|
19668 |
lade |
tafellade:
tōͅfəllāi̯ (L299p Reuver)
|
tafella [DC 53a (1978)]
III-2-1
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
lieg sjoon (L299p Reuver)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32447 |
lage klomp |
lage klomp:
līgǝ [klomp] (L299p Reuver)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|