e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
losse linnen halsboord losse kraag: losse kraag (Reuver) halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] III-1-3
losse manchet losse manchet: losse mansjette (Reuver) manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)] III-1-3
losse voerbak voor runderen koebak: kubak (Reuver) Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.] I-6
losse zak onder de rok tas: tes (Reuver) tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)] III-1-3
loteling loteling: laoteling (Reuver) iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)] III-3-1
loten loten: laote (Reuver, ... ) Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
loven en bieden koper (zn.): kuipər (Reuver) loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1
luchtballon ballon: ballon (Reuver) een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)] III-3-1
luchtbel in water blaar: bloarə (Reuver), luchtbel: lochbel (Reuver) de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)] III-4-4
luchtkanalen vuurpijpjes: vȳrpī̄pkǝs (Reuver) Smalle luchtkanalen in de bodem van de oven waardoor geventileerd werd wanneer zich teveel waterdamp in de oven ontwikkelde. In L 331 werden de bodemstenen zo neergelegd dat daartussen luchtpijpen vrijbleven. Deze stenen noemde men kallen (kal\) - Donkers, pag. 46. [monogr.] II-8