21846 |
onbeschaafd |
lomp:
lōmp (L299p Reuver),
lòmp (L299p Reuver)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21792 |
onbeschaamd |
onbeschaamd:
onbesjaamp (L299p Reuver)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
schurger:
sjörger (L299p Reuver),
voddelenkramer:
voddelekriēmer (L299p Reuver)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
helder:
helder (L299p Reuver),
heldər (L299p Reuver),
klaar:
klaor (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
leeg:
lééeh (L299p Reuver)
|
onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
bederven:
bederve (L299p Reuver)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21857 |
onbruikbare voorraad |
bocht:
bôch (L299p Reuver),
rommel:
ròmmel (L299p Reuver)
|
allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
28955 |
onderarmsuçon |
zijsuçon:
zisyzǫn (L299p Reuver)
|
Puntnaad die begint onder de oksel. [N 59, 94b]
II-7
|
31990 |
onderdelen nummeren |
paren:
pārǝ (L299p Reuver)
|
De onderdelen van een nummer voorzien, opdat de constructie later gemakkelijker in elkaar gezet kan worden. Zie voor het woordtype paren ook het lemma ɛparenɛ in Wld II.9, pag. 111.' [N 53, 207]
II-12
|
33450 |
onderdeur |
onderdeur:
oŋǝrdø̄r (L299p Reuver)
|
Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.]
I-6
|
24637 |
ondereinde van de stam |
boks:
WBD / WLD
bôks (L299p Reuver),
kont:
kontj (L299p Reuver)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|