e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ondergoed ondergoed: ongergood (Reuver) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
onderhands onderhands: oongerhentsj (Reuver) onderhandsch [SGV (1914)] III-3-1
onderhemd hemd: haemp (Reuver), hêmd (Reuver) hemd [SGV (1914)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3
onderjurk onderkleed: ongerkleid (Reuver) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderkant van het brood onderkant: oŋǝrkant (Reuver) [N 29, 54b; monogr.] II-1
onderkapper, nietenkapper onderkapper: oŋǝrkapǝr (Reuver) Soort beitel waarmee men onder de hoefnagel een kleine uitholling in de hoef maakt, om daarin de omgebogen niet te slaan. Zie ook afb. 233. [N 33, 373; N 33, 380] II-11
onderkraag onderkraag: oŋǝrkrāx (Reuver) Het onderste gedeelte van de kraag dat niet in het zicht komt. Het materiaal voor de onderkraag is doorgaans dunne maar dichtgeweven stof. Traditioneel wordt hiervoor kleermakersvilt gebruikt (Het Beste Naaiboek, pag. 389). [N 59, 121b] II-7
onderkussen, peluw kopkussen: kopkösse (Reuver), kussen: køͅsə (Reuver) Langwerpig, rond onderkussen onder het hoofdkussen (peul, pulling, uppeling, kopkussen) [N 79 (1979)] || peluw [SGV (1914)] III-2-1
onderlegplaat onderlegblok: oŋǝrlek˱blǫk (Reuver) Blokje met gaten van verschillende grootte, dat onder de plaat gelegd wordt waarin met een doorslag gaten moeten worden geslagen. Zie ook afb. 54. De schijf (Q 83) was een ijzeren blok waarin verschillende gaten waren aangebracht. [N 33, 349] II-11
onderlip onderlip: ongerlup (Reuver), oŋərlyp (Reuver) onderlip [DC 01 (1931)] III-1-1