24546 |
paardezuring |
zuring:
WLD
zuuring (L299p Reuver)
|
Paardezuring (rumex aquaticus). De onderste bladeren zijn aan hun voet, bij de bladsteel, diep ingesneden (hartvormig). De bloemdekslippen, die de vruchtjes omgeven, hebben geen van alle een knobbeltje aan hun voet. De onderste bladeren hebben een iets op [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33339 |
paardsknecht, eerste knecht |
paardsknecht:
pɛ̄rs[knecht] (L299p Reuver)
|
Bij grote bedrijven was er vaak een eerste en een tweede paardsknecht; de eerste ploegde, egde, enz.; de tweede deed meer het vuile werk: mest rijden, stallen schoonmaken enz. (L 322). Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1a; monogr.]
I-6
|
25037 |
paars, violet |
paars:
paars (L299p Reuver)
|
paars [SGV (1914)]
III-4-4
|
23325 |
paasavond |
paasavond:
poasch oavend (L299p Reuver)
|
paaschavond [SGV (1914)]
III-3-3
|
23944 |
paasbiecht |
paasbiecht:
paosbiech (L299p Reuver),
pasen:
pôse (L299p Reuver)
|
De Paasbiecht. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22509 |
paaseieren zoeken |
paaseieren rapen:
paoseier rape (L299p Reuver),
rapen:
rape (L299p Reuver),
zoeken:
zeuke (L299p Reuver)
|
Het gebruik om paaseieren te zoeken/rapen op Paaszaterdag, wanneer de uit Rome teruggekeerde klokken geluid hebben. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
23803 |
paaskaars |
paaskaars:
paoskaers (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
De op Paaszaterdag gewijde kaars, de Paaskaars [oeësterkeëts, poaësjkeëts]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23800 |
paaszaterdag |
paaszaterdag:
paoszaoterdig (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Goede Zaterdag, Paaszaterdag [Kaarzamstiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21689 |
pacht? |
pacht:
pach (L299p Reuver)
|
pacht, het bedrag dat men jaarlijks betaalt, b.v. voor een bank in de kerk [de paacht?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33333 |
pachtboer |
pachter:
pęxtǝr (L299p Reuver)
|
Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI]
I-6
|