31404 |
penboor |
geleidpen:
gǝlęjpęn (L299p Reuver)
|
Boorijzer waarvan de schacht uitloopt in een cilindervormige pen. Aan beide zijden van de pen bevinden zich twee loodrecht op de booras staande snijvlakken. De boor wordt gebruikt om een bestaand boorgat groter te maken. De pen van de boor wordt daartoe in het voorgeboorde gat geplaatst. Zie ook afb. 113. [N 33, 146]
II-11
|
19400 |
pendule |
klok:
klok (L299p Reuver)
|
Klok op de schoorsteenmantel (pendule, horloge) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17717 |
penis |
koekoek:
Kindertaal (soms onschuldig.
koekoek (L299p Reuver),
lid:
lid (L299p Reuver),
piemel:
piemel (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
piemêl (L299p Reuver),
pin:
Plat.
pin (L299p Reuver),
pisser:
pisser (L299p Reuver),
zeikerd:
Plat.
zijkerd (L299p Reuver)
|
[N 10c (1961)] [N 10c (1995)]mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1961)]
III-1-1
|
23995 |
penitentie |
penitentie (<lat.):
penitentie (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Penitentie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32025 |
pennenmachine, pennenbank |
pennenbank:
pęnǝbaŋk (L299p Reuver)
|
Werktuig waarop de pennen voor een pen-en-gatverbinding machinaal worden gemaakt. Zie ook afb. 127 en het lemma ɛpen-en-gatverbindingɛ.' [N 53, 231a]
II-12
|
20842 |
peper |
peper:
pèpər (L299p Reuver, ...
L299p Reuver,
L299p Reuver)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
iesheilige (L299p Reuver)
|
De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
28901 |
persbok |
persbok:
pɛrsbuk (L299p Reuver),
strijkplank:
štrīkplaŋk (L299p Reuver)
|
De persbok is een strijkplank op een standaard geschikt om moeilijk bereikbare naden, bijv. schoudernaden, open te strijken. Ook armsgaten kan men er op openpersen. De informant van Q 83 merkt op dat men de persbok gebruikt voor het strijken van de mouw en het borststuk van het jasje en het zijstuk en de tussenbeennaad van de broek. De informant van L 416 vermeldt dat de persbok wordt gebruikt ø̄om plat te drukkenø̄. De informant van Q 88 zegt de persbok in het geheel niet te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ.' [N 59, 19b]
II-7
|
17911 |
persen |
kneden:
knējǝ (L299p Reuver),
persen:
pęrsǝ (L299p Reuver),
strijken:
štrīkǝ (L299p Reuver),
stuiken:
štūkǝ (L299p Reuver)
|
De klei tot rechthoekige blokken samenpersen. [monogr.] || Het persen van de stof met een zwaar ijzer. [N 59, 77; monogr.]
II-7, II-8
|
28905 |
persijzer |
persijzer:
pɛrsīzǝr (L299p Reuver)
|
Zwaar strijkijzer dat wordt gebruikt van het begin tot het einde van elk werkstuk en één van de meest onmisbare benodigdheden van de kleermaker is. Enkele van de belangrijkste handelingen die men met het persijzer verricht, zijn: het krimpen van de stof alvorens men aan het werkstuk begint, het open- en platpersen van naden, het dunpersen van de voorkanten, het afpersen en afglanzen van gereed zijnde werkstukken (Papenhuyzen III, pag. 10-11). Het gewicht van de persijzers varieert meestal van 5 tot 9 kg. De informant van K 361 vermeldt dat men vroeger het houtskoolijzer of het ijzer met losse bouten erin gebruikte. Later ging men het elektrische persijzer gebruiken. Ook de informanten van L 330 en Q 15 gebruiken een elektrisch persijzer. Zie voor diverse pers- of strijkijzers afb.17. [N 59, 20; monogr.]
II-7
|