e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schafttijd rusttijd: (hgd; hölle).  rösttīēd (Reuver) schafttijd [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: sjanj (Reuver, ... ) schande [SGV (1914)] || Schande [scha.nd]. [N 96D (1989)] III-3-3
schapenvet ongel: Nieuwe [spelling]  ŏngel (Reuver) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
scharnierbeitel fitsenbeitel: fetsǝbęjtǝl (Reuver) Hakbeitel waarvan heft en blad uit één stuk staal gesmeed zijn. Het beitelblad heeft aan de voorkant een zeer smalle, schuingeslepen zijde. De beitel wordt gebruikt voor het aanbrengen van smalle sleuven en gaten en vaak ook voor het inhakken van de sleuven voor scharnieren. Zie ook afb. 67. Een holte in een kozijn maken met behulp van de scharnierbeitel werd in Gronsveld (Q 193) infitsen (īnfetšǝ) genoemd. [N 53, 41-42; N G, 27b; monogr.] II-12
scharrelen scharren: šorǝ (Reuver) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schaterlachen hel lachen: (hèl = luid).  hèl lache (Reuver) schaterlachen; inventarisatie gebruik [N 38 (1971)] III-1-4
schatten schatten: sjatte (Reuver), sjattə (Reuver) het gewicht van iets schatten [koersen, prijzen] [N 89 (1982)] III-3-1
schaven schaven: šāvǝ (Reuver) In het algemeen het hout bewerken met een schaaf. [N 53, 90; monogr.] II-12
schaven met de fijne blokschaaf opschaven: ǫpšāvǝ (Reuver) Hout schaven met de fijne blokschaaf. [N 53, 96] II-12
schaven met de tandschaaf rouwen: rūwǝ (Reuver) Te lijmen houtoppervlakken met behulp van een tandschaaf van fijne ribbeltjes voorzien. Op deze wijze ontstaat een betere lijmhechting. [N 53, 97] II-12