e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schreeuwen hel kwaken: hèl kwáákə (Reuver), kaken: kake (Reuver), kākǝ (Reuver), schreeuwen: sjrĭĕave (Reuver) Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)] || schreeuwen [SGV (1914)] I-12, III-3-1
schrikkeldag schrikkeldag: sjrekəldāx (Reuver) 29 februari (in een schrikkeljaar). [N 88 (1982)] III-3-2
schrikkeljaar schrikkeljaar: sjrikkeljoar (Reuver) schrikkeljaar [SGV (1914)] III-3-2
schrikken verschieten: fərsjēētə (Reuver), verschrikken: fərsjrikkə (Reuver), versjrikke (Reuver), zich verschrikken: zich versjrikke (Reuver) door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
schrobbezem schrobber: sjrubber (Reuver) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1
schrobzaag, sleutelgatzaag schrobzaag: šrǫp˲zāx (Reuver) Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330] II-12
schroeien schroeien: sjreuje (Reuver), šrø&#x0304i̯ə (Reuver) Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] || schroeien [SGV (1914)] III-2-1
schroevendraaier schroevendraaier: šruvǝdrɛjǝr (Reuver) Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.] II-12
schrokken schrokken: sjrooke (Reuver), sjrókkə (Reuver), slokken: sjlokke (Reuver) schrokken [SGV (1914)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3
schroodbeitel schroodbeitel: šrōjbęjtǝl (Reuver) Brede, zeer korte beitel die met zijn staart in het gat van het aambeeld geplaatst wordt. Op de schroodbeitel kunnen gloeiende staven ijzer doorgehakt worden. Zie ook afb. 20. [N 33, 44] II-11