e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
seminarie seminarie (<lat.): seminarie (Reuver, ... ) Het seminarie. [N 96D (1989)] III-3-3
sergeant lijmtang: līmtaŋ (Reuver), sergeant: sǝržant (Reuver) Soort klem om werkstukken vast te klemmen. Het werktuig bestaat uit een geleider waaraan één deel van de bekken vast is bevestigd terwijl het andere deel glijdend heen en weer kan worden bewogen. In het beweegbare deel van de bekken is een draadspil aangebracht waarmee het werkstuk tegen de vaste bek wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 62. [N 33, 274] II-11
sering kruidnagel: kroetnoogel (Reuver, ... ) [SGV (1914)]sering [SGV (1914)] I-7, III-4-3
servies servies: servies (Reuver) Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] III-2-1
shantoeng shantoeng: šaŋtun (Reuver) Effen weefsel van Chinese (wilde) zijde, afkomstig van een eikenbladspinner uit de provincie Shantung (Bonthond s.v. ø̄shantoengø̄). [N 62, 98, N 62, 96; N 59, 201] II-7
sierkleedje, antimakassar kleedje: kledje (Reuver) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] III-2-1
sierlijke omslagdoek neusdoek: nuisdook (Reuver) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sigarenpijpje pijpje: pîepkə (Reuver), sigarenpijpje: de ie is kort  segare-piepke (Reuver) sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3
sik sik: siek (Reuver), sik (Reuver), sīk (Reuver) Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)] I-12, III-1-1
sikkel (het/de) kromme: krom (Reuver) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5