22592 |
spel |
spel:
sjpel (L299p Reuver)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
en sjpEll (L299p Reuver),
sjpeel (L299p Reuver)
|
spel [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
speld:
špɛlt (L299p Reuver)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
spelden:
špɛlǝ (L299p Reuver),
toespelden:
tuspɛltǝ (L299p Reuver)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
speldenkussen:
špɛltǝkø̜sǝ (L299p Reuver)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
s(j)peele (L299p Reuver),
sjpēlen (L299p Reuver)
|
spelen [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)]
III-3-2
|
22467 |
speler die twee beurten heeft |
dam:
dam (L299p Reuver)
|
Een speler die twee beurten heeft om het aantal gelijk temaken in bepaalde spelen [dam, dame]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
partijtje:
partieke (L299p Reuver),
potje:
pøͅtjə (L299p Reuver),
spelletje:
sjpeͅlkə (L299p Reuver)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
sjpiene (L299p Reuver)
|
spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17719 |
sperma |
zaad:
zaod (L299p Reuver)
|
Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)]
III-1-1
|