24004 |
ten doop houden |
te doop houden:
te daop haaje (L299p Reuver)
|
Het ten doop houden, het vasthouden van het kind tijdens de doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19253 |
ten einde brengen |
afmaken:
aafmake (L299p Reuver),
ááfmāākə (L299p Reuver)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23638 |
ten offer gaan |
de offergang maken:
offergank make (L299p Reuver)
|
De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24055 |
ten volle bediend zijn |
bediend zijn:
bedeend zien (L299p Reuver),
is bedeend (L299p Reuver)
|
Ten volle bediend zijn, d.w.z. gebiecht, de H. Communie en het H. Oliesel ontvangen hebben. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17632 |
tepel |
fopje:
fuupkês (L299p Reuver),
tepel:
tepel (L299p Reuver),
tepels (L299p Reuver)
|
borsttepels [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] || Welk woord bezigt men voor de tepel van een vrouwenborst? [DC 43 (1968)]
III-1-1
|
34320 |
tepel, tet |
mem:
mɛm (L299p Reuver)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
20477 |
ter begrafenis gaan |
naar de begrafenis gaan:
nao de begrafenis gaon (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
nao də bəgrāāfənis gaon (L299p Reuver)
|
een begrafenis gaan bijwonen [begaan, te lijk gaan, ter bier gaan, gaan kezen, op de korte snee gaan] [N 87 (1981)] || ter begrafenis gaan [N 96D (1989)]
III-2-2
|
24069 |
teraardebestelling |
begrafenis:
begrafenis (L299p Reuver),
ter aarde bestellen:
ter érd besjtelle (L299p Reuver)
|
De teraardebestelling. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19448 |
terras |
terras:
terras (L299p Reuver),
zitje:
zitje (L299p Reuver)
|
Stuk grond voor een huis, hoger gelegen dan het omliggende terrein, als zitplaats ingericht (plentjes, berm, terras) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
29038 |
teruglopen |
teruglopen:
tryklǫwpǝ (L299p Reuver)
|
Het teruglopen van de bij het dresseren ingeperste ruimte. [N 59, 81c]
II-7
|