29067 |
vals splitje |
vals splitje:
vals špletjǝ (L299p Reuver)
|
Vals plooitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131b]
II-7
|
29036 |
valse glans |
persglans:
pɛrsglans (L299p Reuver)
|
Valse glans, door persen ontstaan. [N 59, 80b]
II-7
|
29107 |
valse plooi |
valse plooi:
valsǝ pluǝj (L299p Reuver)
|
Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW]
II-7
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
foetelaer (L299p Reuver)
|
Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23907 |
van de duivel bezeten |
van de duivel bezeten:
van de duuvel bezaete (L299p Reuver),
van de duuvel bezete (L299p Reuver)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34497 |
van de leg afraken |
niet meer leggen:
nēt mīr legǝ (L299p Reuver),
van de leg af zijn:
van dǝ lek āf zīn (L299p Reuver)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
(scheuten) afdoen:
āfdōn (L299p Reuver)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (L299p Reuver),
rȳzǝlǝn (L299p Reuver)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
31872 |
vandiktebank |
vandiktebank:
vandiktǝbaŋk (L299p Reuver)
|
Schaafmachine waarmee hout aan twee kanten tegelijk van dikte geschaafd kan worden. Zie ook het volgende lemma en afb. 54. [N 53, 85c; monogr.]
II-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vange (L299p Reuver),
vaŋə (L299p Reuver)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|