23579 |
vaste misgezangen |
vaste gezangen:
vaste gezange (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
De vaste misgezangen [Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
schaapskeutels:
sǫpskøtǝls (L299p Reuver),
schaapskrenten:
šǫpskrentǝ (L299p Reuver)
|
In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c]
I-12
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
voerbak:
vōrbak (L299p Reuver)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
23938 |
vasten |
vasten:
vaste (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
(heeft de klank als het fr, woord: encore).
vastelaovend (L299p Reuver),
vastenavond:
vastenaovent (L299p Reuver)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vasteldag:
vasjeldaag (L299p Reuver),
vastendag:
vastedaag (L299p Reuver),
vastendaag (L299p Reuver)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] || vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23783 |
vastenpreek |
vastenpreek:
vastepraek (L299p Reuver),
vasteprèèk (L299p Reuver)
|
De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaste (L299p Reuver, ...
L299p Reuver,
L299p Reuver)
|
De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)] || vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
25255 |
vat, maat van 30 liter |
vat:
vaat (L299p Reuver)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 30 liter [vat] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21284 |
vechten |
vechten:
vechte (L299p Reuver),
vèchtə (L299p Reuver)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|