21798 |
verdachte zaak |
verdacht:
die zaak is verdach (L299p Reuver),
fərdách (L299p Reuver)
|
een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21796 |
verdenken / verdenking? |
verdenken:
fərdinkə (L299p Reuver)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21797 |
verdenking |
verdenking:
verdinking (L299p Reuver)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21889 |
verdienen |
verdienen:
verdene (L299p Reuver)
|
geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19377 |
verdieping |
verdieping:
verdeeping (L299p Reuver)
|
De verzamelnaam voor een horizontale laag in een huis tussen twee vloeren (verdieping, verdiep, stagie) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24634 |
verdord |
dor:
dor (L299p Reuver),
kapot:
WBD / WLD
kəpot (L299p Reuver),
verdord:
WBD / WLD
verdort (L299p Reuver)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
kwellen:
kwéélə (L299p Reuver),
leed:
leid (L299p Reuver),
verdriet:
verdreet (L299p Reuver),
vèrdreet (L299p Reuver),
verdrietig:
vərdreetich (L299p Reuver)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] || leed [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
17936 |
verdwenen |
foetsie:
foetsi (L299p Reuver),
kwijt:
kwīēt (L299p Reuver),
weg:
weg (L299p Reuver),
wèg (L299p Reuver)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23855 |
vereniging die de processiepaaltjes plaatst |
buurt:
buurt (L299p Reuver)
|
De vereniging of groep die de dag voor de processie de paaltjes (met de processievaantjes) en de rustaltaren plaatst. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (L299p Reuver)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|