20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwerme (L299p Reuver),
opwermə (L299p Reuver)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21660 |
verhogen |
opslaan:
opsjlaon (L299p Reuver)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21726 |
verhoren |
verhoren:
verhuere (L299p Reuver)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19370 |
verhuizen |
verhuizen:
verhoeze (L299p Reuver)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34657 |
vering |
bladveer:
blāt˲vēr (L299p Reuver)
|
Vering van het rijtuig. Onder A. bevinden zich de algemene benamingen voor de vering, onder B, C en D de specifieke soorten. De enkele veer (B) bestaat uit een hoofdblad , waarop door middel van een in het midden aangebrachte veerbout twee of meer, telkens kortere steunbladen zijn vastgeklemd. De dubbele veer (C), die meer gebruikt wordt, daarentegen bestaat uit twee hoofdbladen. De spiraalveer tenslotte (D) is een spiraalvormig opgewonden draad van staal of een ander veerkrachtig materiaal. [N 101, 16, monogr]
I-13
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjeurdaag (L299p Reuver),
vèrjoardaag (L299p Reuver)
|
Hij was gisteren jarig, maar ik ... zn hele verjaardag vergeten. [DC 45 (1970)] || verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
19300 |
verkeerd handelen |
bederven:
(de zaak).
bederve (L299p Reuver)
|
verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21399 |
verkeren |
lopen met:
mit laupə (L299p Reuver),
vrijen:
vrieje (L299p Reuver),
(vrijen).
vrieje (L299p Reuver)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
sjans:
sjans (L299p Reuver)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrieje (L299p Reuver),
vriejə (L299p Reuver),
vrīi̯ə (L299p Reuver),
(regelmatige omgang...).
vrieje (L299p Reuver),
(vrijen).
vrieje (L299p Reuver)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] || vrijen [DC 38 (1964)], [SGV (1914)]
III-2-2
|