e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woensdagx goensdag: gonsdig (Reuver), gŏŏnsdig (Reuver), woensdag: woensdig (Reuver, ... ) dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || Woensdag [SGV (1914)] III-4-4
woest, wild rijden wild (bn.): wilt (Reuver) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wol wol: wol (Reuver) Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.] II-7
wolfsdak gebroken dak: gǝbrǭkǝ dāk (Reuver) Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.] II-9
wolkenbank streep: sjtriep (Reuver) lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)] III-4-4
wonde wonde: wonj (Reuver), wônj (Reuver) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonder wonder: wŏŏnjer (Reuver) wonder [SGV (1914)] III-3-3
wonderdoener wonderdoener: wónjerdooner (Reuver), wônjerdooner (Reuver) Een wonderdoener. [N 96D (1989)] III-3-3
wonderen doen wonderen doen: wônjere doon (Reuver), wonderen?: wónjere (Reuver) Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)] III-3-3
wonen huizen: hoezen (Reuver), wonen: woene (Reuver, ... ), wŏŏane (Reuver) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)] III-2-1, III-4-1