21178 |
boot(je) |
boot(je):
boët (L299p Reuver)
|
een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19557 |
bordenrek, schotelrek |
theerekje:
thierekske (L299p Reuver)
|
rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18785 |
borduren |
borduren:
bordure (L299p Reuver)
|
Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)]
III-1-3
|
27335 |
boren |
boren:
bǭrǝ (L299p Reuver)
|
[N 53, 180a; monogr.]
II-12
|
29616 |
boren naar klei |
boren:
bōrǝ (L299p Reuver)
|
Door middel van boringen onderzoek doen naar de eventuele aanwezigheid van klei. Daartoe werd een lange, holle buis in de grond gedreven. In L 270 werd de boorbuis opgehangen aan een katrol. Deze werd door de arbeiders een rolkop (rǫlkǫp) genoemd. Het boren naar klei kwam zelden voor omdat de klei doorgaans niet diep zat. De opgave uit L 297 betreft de gresbuizenindustrie. [N 98, 33; monogr.]
II-8
|
21302 |
borg |
borg:
borg (L299p Reuver)
|
borg [SGV (1914)]
III-3-1
|
21879 |
borgen |
borgen:
borge (L299p Reuver)
|
uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20563 |
borrel |
borrel:
borrel (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
drupje:
dröpke (L299p Reuver),
dröpkə (L299p Reuver),
slokje:
sjlukskə (L299p Reuver)
|
borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24981 |
borrelen (van water) |
bobbelen:
bobbelen (L299p Reuver),
borrelen:
borrele (L299p Reuver),
borrələ (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
opborrelen:
opborrele (L299p Reuver)
|
bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] || bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19563 |
borrelglaasje |
borrelglaasje:
borrelglaeske (L299p Reuver),
drupjesglaasje:
dröpkesglaeske (L299p Reuver)
|
jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|