e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

Gevonden: 5384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boot(je) boot(je): boët (Reuver) een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] III-3-1
bordenrek, schotelrek theerekje: thierekske (Reuver) rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)] III-2-1
borduren borduren: bordure (Reuver) Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)] III-1-3
boren boren: bǭrǝ (Reuver) [N 53, 180a; monogr.] II-12
boren naar klei boren: bōrǝ (Reuver) Door middel van boringen onderzoek doen naar de eventuele aanwezigheid van klei. Daartoe werd een lange, holle buis in de grond gedreven. In L 270 werd de boorbuis opgehangen aan een katrol. Deze werd door de arbeiders een rolkop (rǫlkǫp) genoemd. Het boren naar klei kwam zelden voor omdat de klei doorgaans niet diep zat. De opgave uit L 297 betreft de gresbuizenindustrie. [N 98, 33; monogr.] II-8
borg borg: borg (Reuver) borg [SGV (1914)] III-3-1
borgen borgen: borge (Reuver) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel borrel: borrel (Reuver, ... ), drupje: dröpke (Reuver), dröpkə (Reuver), slokje: sjlukskə (Reuver) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3
borrelen (van water) bobbelen: bobbelen (Reuver), borrelen: borrele (Reuver), borrələ (Reuver, ... ), opborrelen: opborrele (Reuver) bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] || bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borrelglaasje borrelglaasje: borrelglaeske (Reuver), drupjesglaasje: dröpkesglaeske (Reuver) jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)] III-2-1