id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34001 | inspannen | inspannen: espanǝ (Riemst) | Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10 |
21914 | jong dat pas kan vliegen | pieper: pīpər (Riemst) | Vlugjong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2 |
22027 | jong dat pluimen begint te krijgen | duivelspluimen: dy(3)̄.vəlsplu.mə (Riemst) | Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)] III-3-2 |
34314 | jong varken | bag: báx (Riemst), baggen (mv.): bage (Riemst), bagje: bɛkskǝ (Riemst) | Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12 |
34481 | jonge kip | pul: pɛl (Riemst) | Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.] I-12 |
20159 | jongen | jong: joong (Riemst, ... ) | jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)] III-2-2 |
18192 | jurk | kleed: e blaw klēēd (Riemst), een blauw kleëd (Riemst) | blauw kleed [ZND 32 (1939)] III-1-3 |
18232 | juweel | juweel: Mv. juwele (Riemst) | Juweel. Een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 114 (2002)] III-1-3 |
21912 | kaal duivenjong | kakjong: kachjo.ŋk (Riemst) | Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2 |
20768 | kaantjes | krapjes: krɛpkəs (Riemst), krappen: krábə (Riemst) | kanen [Goossens 1b (1960)] III-2-3 |