e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q175p plaats=Riemst

Overzicht

Gevonden: 1310
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leiden met de koe naar de stier gaan: mɛt dǝ ku nār dǝ stīr gān (Riemst) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lenig lips: lìps (Riemst) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lente, voorjaar voorjaar: vjerjôâr (Riemst) lente [ZND 30 (1939)] III-4-4
leren schede bot: bot (Riemst) De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.] II-1
leunstoel lenenstoel: lēͅnəstul (Riemst, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1
leurder bedelaar: cf aimer  baideler (Riemst) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] III-3-1
lever lever: lē̜vǝr (Riemst) Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] I-11
leverpastei pat: ’pātē (Riemst) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst leverworst: lēͅvərvjøs (Riemst), lêver-vieus (Riemst) leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
lichaam lijf: leef (Riemst) het lichaam [ZND 30 (1939)] III-1-1