e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rijkel

Overzicht

Gevonden: 292
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strengen trekken: trekken (Rijkel) Kettingen of touwen waarmee een paard de kar of wagen trekt. Het ene uiteinde ervan zit aan de trekhaken van het haam of van het borsttuig vast, het andere aan de voorste schei of aan een haak in de berrie van de kar of wagen. De benamingen voor strengen die uit touw vervaardigd zijn, werden achteraan geplaatst. Bij het woordtype strengen is niet altijd mogelijk uit te maken of de opgegeven dialectvariant enkelvoud of meervoud is. Het lemma Veldstrengen, dat zijn strengen waarmee een paard een akkerwerktuig voorttrekt, is al eerder behandeld in WLD I, afl. 2, p. 178. [JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; N 13, 57, 58a en 58b] I-10
tabernakel tabernakel (<lat.): op hət tabernoakel (Rijkel) Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)] III-3-3
tafel tafel: tāfəl (Rijkel) de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] III-2-1
tegen de bal schoppen wegsjotten: wegsjotte (Rijkel) Hoe heet iets met een voetbeweging verwijderen in het voetbalspel om de bal in een richting te jagen: de bal ... [ZND 42 (1943)] III-3-2
tong tong: zɛn tong is voel (Rijkel) Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)] III-1-1
touwtjespringen koordspringen: ò = Franse on  kòdspringe (Rijkel) touwtje springen [SND (2006)] III-3-2
trekhaken, -ogen haamhaken: hāmhø̜k (Rijkel) IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12] I-10
treuzelaar semmelaar: tes enə seməler (Rijkel) wat zegt ge van iem. die zeer langzaam werkt ? Hij zit daar te ... (sammelen, teuten, nisselen, enz.) [ZND 42 (1943)] III-1-4
troef troef: troef (Rijkel) Troef: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2
tros vruchten tros: tros (Rijkel) tros [ZND 32 (1939)] I-7