26825 |
mand |
kerb:
karǝp (Q168a Rijkhoven),
kɛrǝp (Q168a Rijkhoven),
mand:
mān (Q168a Rijkhoven)
|
De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.]
II-12
|
33768 |
manen |
manen:
mǭnǝ (Q168a Rijkhoven)
|
Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21]
I-9
|
34051 |
mannelijk kalf |
durenkalf:
dyrǝ[kalf] (Q168a Rijkhoven)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
34393 |
mannelijk schaap |
bok:
bok (Q168a Rijkhoven)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
21918 |
mannelijke duif |
hoorn:
hwon (Q168a Rijkhoven),
wuò.n (Q168a Rijkhoven),
of hoorn? (c) in bijv. I.3 sub slijpbus// of in afl. pluimvee
wooïn (Q168a Rijkhoven)
|
Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] || Hoe heet de mannelijke duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24204 |
mannelijke eend |
weenderik:
wi̯o.nǝrek (Q168a Rijkhoven)
|
[GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]
I-12
|
34446 |
mannelijke geit |
bok:
bok (Q168a Rijkhoven),
buq (Q168a Rijkhoven)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
19960 |
mannelijke hond, reu |
mannetje:
met hoedje op de n
mɛnkə (Q168a Rijkhoven)
|
reu [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
19822 |
mannelijke kat, kater |
kater:
kouter (Q168a Rijkhoven),
kōͅ.tər (Q168a Rijkhoven)
|
kater [Goossens 1b (1960)] || mannelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
21271 |
markt |
markt:
in de middel van de markt (Q168a Rijkhoven),
mart (Q168a Rijkhoven),
raat juiver de mart (Q168a Rijkhoven)
|
Dwars over de markt [ZND 23 (1937)] || In het midden van de markt. [ZND 38 (1942)] || markt [RND]
III-3-1
|