e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rijkhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meid, dienstmeid maagd: mǭx (Rijkhoven) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn hagendoorn: zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd  hagedoon (Rijkhoven) haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)] III-4-3
meisje meidje: metskə (Rijkhoven) meisje [ZND 11 (1925)] III-2-2
melk melk: mē.lǝk (Rijkhoven), mē̜.lk (Rijkhoven), mɛ.lǝk (Rijkhoven), mɛlk (Rijkhoven) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melkafromer afromer: ǭ.frōmǝr (Rijkhoven) De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.] I-11
melkboer melkboer: miləgbu:r (Rijkhoven) melkboer [RND] III-3-1
melkdistel dauwedistel: doͅu̯ədestəl (Rijkhoven), doofdissel: daafdisel (Rijkhoven), doofdistel: daafdisel (Rijkhoven), dāfdisəl (Rijkhoven), doofdissel (Rijkhoven) [ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)] I-7, III-4-3
melken melken: mɛ.lkǝ (Rijkhoven), mɛlkǝ (Rijkhoven) Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.] I-11
melkgebit veulenstanden: vi̯ø.lǝstān (Rijkhoven) Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a] I-9
merel blaan: blwon (Rijkhoven, ... ) merel [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)] III-4-1