33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
mǭx (Q168a Rijkhoven)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
hagendoorn:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
hagedoon (Q168a Rijkhoven)
|
haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)]
III-4-3
|
20309 |
meisje |
meidje:
metskə (Q168a Rijkhoven)
|
meisje [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34237 |
melk |
melk:
mē.lǝk (Q168a Rijkhoven),
mē̜.lk (Q168a Rijkhoven),
mɛ.lǝk (Q168a Rijkhoven),
mɛlk (Q168a Rijkhoven)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34246 |
melkafromer |
afromer:
ǭ.frōmǝr (Q168a Rijkhoven)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
miləgbu:r (Q168a Rijkhoven)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
dauwedistel:
doͅu̯ədestəl (Q168a Rijkhoven),
doofdissel:
daafdisel (Q168a Rijkhoven),
doofdistel:
daafdisel (Q168a Rijkhoven),
dāfdisəl (Q168a Rijkhoven),
doofdissel (Q168a Rijkhoven)
|
[ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mɛ.lkǝ (Q168a Rijkhoven),
mɛlkǝ (Q168a Rijkhoven)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
veulenstanden:
vi̯ø.lǝstān (Q168a Rijkhoven)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
24212 |
merel |
blaan:
blwon (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven)
|
merel [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)]
III-4-1
|