33509 |
rijshout, bonenstaak |
boonstaak:
boonstook (Q168a Rijkhoven)
|
[ZND 23 (1937)]
I-7
|
33978 |
rijzadel |
rijzadel:
rɛ̄zǭl (Q168a Rijkhoven)
|
Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzen:
rēzǝ (Q168a Rijkhoven),
uitvallen:
ō.t˱valǝ (Q168a Rijkhoven)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
29911 |
ringen |
ringen:
reŋǝ (Q168a Rijkhoven)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
vamen aftrekken:
vø͂ͅ.m ōͅ.ftreͅ.kə (Q168a Rijkhoven)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33478 |
rode aalbes |
rode miemeren:
rooj meumere (Q168a Rijkhoven)
|
I-7
|
33257 |
rode klaver |
tamme klee:
tǭmǝ [klee] (Q168a Rijkhoven)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20655 |
rode kool |
rode kool:
reuje kooil (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven),
roi kø̄l (Q168a Rijkhoven),
rood moes:
rood moes (Q168a Rijkhoven),
root moes (Q168a Rijkhoven),
rōt mūs (Q168a Rijkhoven)
|
rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [ZND 34 (1940)]
I-7, III-2-3
|
21938 |
roekoeën |
roeken:
roeken (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe noemt men het geluid dat de duiven maken - de/het ....... bijv. de duiven zijn aan het ......... [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
ganzen:
gāzǝ (Q168a Rijkhoven),
kwak, kwa:
kwa, kwa (Q168a Rijkhoven)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|