33998 |
twijg |
wisje:
wiskǝ (Q168a Rijkhoven)
|
Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
33597 |
ui, ajuin |
un:
un (Q168a Rijkhoven),
y.n (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven)
|
ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33788 |
uier |
oer, ouwer:
ōǝ.r (Q168a Rijkhoven),
ouwer:
ōr (Q168a Rijkhoven),
ōǝ.r (Q168a Rijkhoven),
ōǝr (Q168a Rijkhoven)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12, I-9
|
22001 |
uit de tegengestelde richting dan die van de losplaats aankomen |
contrarie richting:
Opm. invuller noteert hier "richteng", en niet "richting"(zie antwoord bij vraag 267!).
controare richteng (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe zegt men: uit een richting tegengesteld aan die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22118 |
uit een andere richting dan die van de losplaats aankomen |
contrarie richting:
Opm. invuller noteert hier "richteng", en niet "richting"(zie antwoord bij vraag 267!).
controare richteng (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe zegt men: uit een andere richting dan die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22119 |
uit een schuine richting t.o.v. die van de losplaats aankomen |
opzij:
opze enkwomme (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe zegt men: uit een richting schuin ten opzichte van die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32709 |
uiteenploegen |
uitereenakkeren:
ō.tǝrē.n[akkeren] (Q168a Rijkhoven)
|
Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
17854 |
uitglijden |
uitschrankelen:
utschrenkelen (Q168a Rijkhoven)
|
uitglijden [ZND 24 (1937)]
III-1-2
|
32967 |
uitkomen |
uitkomen:
ō.tkuǫ.mǝ (Q168a Rijkhoven)
|
Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17]
I-4
|
21953 |
uitkomen van de eieren |
uitkomen:
outkwom (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe heet verder: uitkomen van de eieren? [N 93 (1983)]
III-3-2
|