33832 |
windzuiger |
windschepper:
we.njtjšø̜pǝr (Q168a Rijkhoven)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
21566 |
winkelkorf |
karbas:
kerbas (Q168a Rijkhoven)
|
Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
22770 |
winnen |
winnen:
wennen (Q168a Rijkhoven)
|
III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|
24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
winterkjeuningske (Q168a Rijkhoven)
|
winterkoninkje [ZND 34 (1940)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
wortelen:
wǫtǝlǝ (Q168a Rijkhoven)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wisǝlǝ (Q168a Rijkhoven)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
18290 |
wit halsboordje |
wit bandje:
een wit bijnsje (Q168a Rijkhoven)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stār (Q168a Rijkhoven)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wi.t (Q168a Rijkhoven)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
20654 |
witte kool |
wit moes:
wit moes (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven),
wit mūs (Q168a Rijkhoven),
witte kool:
witə kø̄l (Q168a Rijkhoven)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || gekookte witte kool [Goossens 2c (1963)]
I-7, III-2-3
|