17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieken (Q168a Rijkhoven),
zien:
zīn (Q168a Rijkhoven)
|
kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND]
III-1-1
|
20937 |
zijde spek |
vierdel:
vjeͅ.dələ (Q168a Rijkhoven)
|
zijde spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
34580 |
zijladder |
karledderen:
kārlędǝrǝ (Q168a Rijkhoven)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
27824 |
zijwand |
mouwen:
mōǝ (Q168a Rijkhoven)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
22771 |
zingen |
zingen:
zenge (Q168a Rijkhoven)
|
III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|
22081 |
zitplaats van de duif |
logetje (<fr.):
lochke (Q168a Rijkhoven)
|
de zitplaats van de duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21572 |
zo arm als ... |
zo arm als een duivel:
nən dyvəl (Q168a Rijkhoven),
zo arm als een luis:
hè es zoo arm as n loos (Q168a Rijkhoven)
|
Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
19240 |
zo eenvoudig als ... |
zo eenvoudig als klaar water:
zo eenvoudig as klor woter (Q168a Rijkhoven),
zo eenvoudig als twee en twee vier is:
zuo een voudig as twie en twie vier es (Q168a Rijkhoven)
|
Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
33426 |
zolder boven de dorsvloer |
oversprong:
i̯ø.vǝrspro.ŋk (Q168a Rijkhoven)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|
20845 |
zult, preskop |
gerolde kop:
geperste hoofdkaas
geroͅldə koͅp (Q168a Rijkhoven)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|