24479 |
eikel |
eikel:
e:kələn (Q168a Rijkhoven)
|
eikels [RND]
III-4-3
|
32734 |
eindvoor in het midden |
laagte:
liɛgdǝ (Q168a Rijkhoven)
|
De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
21257 |
elektrische tram |
elektriekse tram:
eletrikse tram (Q168a Rijkhoven)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
18829 |
ellende (lijden) |
ellendigheids:
Ich bin miseraubel van ellendigheds (Q168a Rijkhoven),
misre:
hè zit in de mizjere (Q168a Rijkhoven)
|
Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19686 |
emmer |
emmer:
eͅmər (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven)
|
emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)]
III-2-1
|
23263 |
engel |
engel:
eenen ingel twee inglen (Q168a Rijkhoven)
|
Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
spekmade:
spekmaj (Q168a Rijkhoven)
|
engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
33605 |
enten |
gruffelen:
grøfələ (Q168a Rijkhoven)
|
[RND 08]
I-7
|
28827 |
entre-deux |
entre-deux:
entre-deux (Q168a Rijkhoven)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
17985 |
epidemie |
ziekte die smet:
het smet (Q168a Rijkhoven)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|