e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rijkhoven

Overzicht

Gevonden: 1758
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koets: sjees sjees (<fr.): meer luxe  sjees (Rijkhoven) koets [ZND 36 (1941)] III-3-1
koewachter, veeknecht koehoeder: kuhyrǝr (Rijkhoven) De zweitser is de boerenknecht die, vooral op grote boerderijen met minstens 10 koeien (L 246), speciaal belast is met het melken en de verzorging van het rundvee. Wanneer het bedrijf voor zo''n speciale knecht te klein is wordt de zorg voor de koeien toevertrouwd aan een koewachter (koeherd, koejong; in het zuiden koeter, vatsji), meestal een aankomende knecht, pas van school, die de beesten meeneemt naar de wegbermen om ze daar te laten grazen. Van een koeter en vatsji in West-Haspengouw wordt ook gezegd dat hij (of zij) ook karweitjes in huis verricht, bijvoorbeeld in de keuken; vergelijk Kruijsen (1990) en het lemma "(hard) werken op de boerderij" (1.3.10). Bij koeherd in Q 6 wordt aangetekend: "hij kreeg alleen de kost en de klompen als loon". Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht algemeen" (1.3.12). [N M, 1b; JG 1b, 2c; A 48, 18b; L 26, 32b; monogr.] I-6
koffie caf: café (Rijkhoven) (koffie) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] III-2-3
koken (intr.) koken: kŏĕókən (Rijkhoven) koken [RND] III-2-3
kolengruis mul: meul (Rijkhoven) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolonel koronel: kernel (Rijkhoven) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom komp: komp (Rijkhoven, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: kuomə (Rijkhoven) komen [RND] III-1-2
komkommer komkommer: komkom’r (Rijkhoven) [ZND 41 (1943)] I-7
konijn konijn: kənē.n (Rijkhoven), (mv.)uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen  knijn (Rijkhoven), pl.  kənɛ̄n (Rijkhoven) konijn [ZND 29 (1938)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1