e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krijgertje spelen katje spelen: ketje speeilen (Riksingen) Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)] III-3-2
kroonlijst kornis: kǫrnes (Riksingen), kǫrneš (Riksingen) Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.] II-9
kruidenjenever bittere: beͅttərə (Riksingen) jenever [ZND 01u (1924)] III-2-3
kruien varen: vǫi̯rǝ (Riksingen) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: krouk (Riksingen) kruik [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruimel breuzel: breurel brood (Riksingen) kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3
kruin kruin: kroon (Riksingen) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] III-1-1
kruis kruis: een kruis, twee kruizer (Riksingen), krø̜̄s (Riksingen) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] I-11, III-3-3
kruisbeeld kruis: e kruis (Riksingen) Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruisbeen kruisbeen: krøsbēn (Riksingen) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11