18286 |
lange broek |
lange broek:
laŋ bruk (Q158p Riksingen)
|
pantalon, lange broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18599 |
lange onderbroek? |
onderbroek:
oͅnərbrūk (Q158p Riksingen)
|
onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18558 |
lange overjas |
lange paletot (fr.):
laŋə palto (Q158p Riksingen)
|
jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18552 |
lange smalle broekzak |
getuigsmaal:
gətøͅyxsmoͅul (Q158p Riksingen)
|
zak, lange smalle ~ buiten op de rechter broekspijp waarin een lang mes e.d. wordt weggestoken [bokseschej] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lantien (Q158p Riksingen)
|
lantaarn [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
18346 |
lap op een schoen |
huif:
hoͅuf (Q158p Riksingen)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17814 |
laten |
laten:
loëten (Q158p Riksingen)
|
laten [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
33384 |
latierboom |
box (e.):
bǫks (Q158p Riksingen)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
18356 |
lederen pantoffel |
leren slof:
lärə slufə (Q158p Riksingen)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouderdom:
àdərdóm (Q158p Riksingen)
|
ouderdom [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|