e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
man man: de man es āt (Riksingen), man (Riksingen, ... ) man [ZND 11 (1925)] || Man. Die man is oud. [ZND 05 (1924)] III-3-1
manchet manchet: mo͂ͅšetə (Riksingen) manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchettenknoop: mo͂ͅšetəknøp (Riksingen) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3
mannelijk kalf durenkalf: dȳrǝ[kalf] (Riksingen) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen jaarling: jø̄rleŋ (Riksingen), jonge duur: jǫŋǝ dȳr (Riksingen) Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15] I-11
mannelijk schaap bok: bǫk (Riksingen), weer: wēr (Riksingen) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif hoorn: hoͅn (Riksingen) Een doffer (mannelijke duif). [ZND 01u (1924)] III-3-2
mannelijke eend haan: hān (Riksingen), hān (Riksingen), ōͅn (Riksingen), ǭn (Riksingen) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend [ZND 01 (1922)] I-12, III-4-1
mannelijke gans haan: hān (Riksingen) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: bok (Riksingen) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12