e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mouw met kanten plooisel mouw met kanten plooi: moͅuw met kāntə plōj (Riksingen), plissmouw (<fr.): plisemoͅuw (Riksingen) mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)] III-1-3
mouwschort mouwenvoordoek: mōͅwəvørək (Riksingen) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
muilkorf voor kalveren muntel: myntǝl (Riksingen) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muilpeer dadel, enz.): maulpēͅr (Riksingen), muilpeer: Plat.  maulpēre (Riksingen) een muilpeer (geef gelijkbeteekenende woorden: oorvijg [ZND 01u (1924)] || hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
muiltje muiltje: møͅlkəs (Riksingen) muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
mulle grond breumelgrond: brø̄mǝlgront (Riksingen) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntige koe muntige koe: møntegǝ [koe] (Riksingen) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11
muts met pompon alpenmuts met kwispel: alpəmuts met ploͅm of kwespəl (Riksingen) muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] III-1-3
muts: algemeen muts: møts (Riksingen) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] III-1-3
mutsaard, houtmijt houtmijt: hu̯ōtmēͅt (Riksingen), motsemmijt: ps. omgespeld volgens Frings. Opm. v.d. invuller: (v.).  mjotsəmmēͅt* (Riksingen) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)] I-7