18042 |
negenoog |
zevenoog:
zēvə-ōch (Q158p Riksingen, ...
Q158p Riksingen)
|
negenoog (bloedzweer, fr. juroncle) [ZND 05 (1924)], [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
17905 |
nemen, pakken |
pakken:
pakken (Q158p Riksingen)
|
nemen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
24218 |
nestverlater |
vlugjong:
vleukjong (Q158p Riksingen)
|
jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)]
III-4-1
|
17608 |
neus |
neus:
na͂s (Q158p Riksingen),
nâs (Q158p Riksingen)
|
Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)] || Zijn neus snuiten. [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
tip:
tup (Q158p Riksingen)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34222 |
neusklem |
praam:
prǫu̯m (Q158p Riksingen)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
18619 |
nevelslinnen mutsje met plooienrand en kinbanden |
begijnenmutsje:
bəgeͅinəmŋtskə (Q158p Riksingen)
|
mutsje, nevelslinnen ~ met een plooienrand en kinbanden {afb} [nevelskepke, - kap, ievelskepke] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20482 |
nicht |
nicht:
nich (Q158p Riksingen),
nĭĕch (Q158p Riksingen)
|
nicht [ZND 11 (1925)] || nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34265 |
nieren |
nieren:
nīrǝ (Q158p Riksingen)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
26704 |
niet afgegraven hoogveen |
drijfzand:
dręjfzānt (Q158p Riksingen)
|
Echt hoogveen is beperkt tot een paar gebieden in Nederland. Een aantal opgaven duidt zeker niet op hoogveen maar op een bepaalde grond waar het mogelijk is turf te steken. [N 27,18b]
II-4
|