e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
samenspannen meteenspannen: dei twee spannen met een (Riksingen) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] III-3-1
sandaal sandaal: səndoͅul (Riksingen) sandaal [N 24 (1964)] III-1-3
savooiekool savooi: sevōjə (Riksingen), savooie: səvōjə (Riksingen) [N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
scapulier scapulier: šabəlīr (Riksingen) Schapulier. [ZND 06 (1924)] III-3-3
schaap schaap: šau̯p (Riksingen) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaapherder scheper: šēpǝr (Riksingen) [A 48, 18a; L 1, a-m; L 26, 32a; S 13; Wi 2; monogr.] I-6
schaapsruif reep: rēp (Riksingen) Het samenstel van latten, in schuine stand tegen de wand aangebracht, waaruit de schapen het hooi kunnen eten. Zie ook de toelichting bij de lemmata "ruif voor de koeien" (2.2.19) en "paarderuif" (2.3.2). [N 5A, 45b; R 14, 23n; monogr.] I-6
schaarde hak: hakə (Riksingen) schaard, stukje uit den snijkant van een mes [ZND 06 (1924)] III-2-1
schaatsen strikschoen jagen: ströökšün jânche (Riksingen) Ik ga schaatsenrijden. [ZND 06 (1924)] III-3-2
schande schande: təs ən šan (Riksingen) t Is een schande. [ZND 06 (1924)] III-3-3