e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spitten graven: grō(u̯)vǝ (Riksingen) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
sporen van de haan sporen: spou̯rǝ (Riksingen) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
sporten sponnen: spǫnǝ (Riksingen) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
spotnaam voor hoge hoed hondsstal: hoͅnstal (Riksingen) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-2-2
spreeuw spreeuw: sprēw (Riksingen) spreeuw [ZND 07 (1924)] III-4-1
springen springen: sprenge (Riksingen) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2
spruiten spruiten: sprōͅtə (Riksingen) spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3
spruitkool, spruitje spruitkool: sprōͅtkø̄l (Riksingen) [N Q (1966)] I-7
staal lot: lot (Riksingen) Staal (monster). [ZND 07 (1924)] III-3-1
staart staart: stat (Riksingen), staat: stat (Riksingen) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [ZND 07 (1924)] I-11, III-4-2