21540 |
tien centiem |
vijf cent:
vijf cent (Q158p Riksingen)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 10 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
27253 |
timmerman |
schrijnwerker:
šręjnwęrkǝr (Q158p Riksingen)
|
Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.]
II-12
|
25228 |
tocht, zuiging van lucht |
trek:
treͅk (Q158p Riksingen)
|
tocht [ZND 13 (1925)]
III-4-4
|
24255 |
tochtig |
willig:
welex (Q158p Riksingen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b]
I-11
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
den entree is ⁄ne frank (Q158p Riksingen)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33697 |
toegangsweg naar het erf |
vaart:
vǭu̯t (Q158p Riksingen)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|
19663 |
toilet |
huisje:
høskə (Q158p Riksingen),
høͅskə (Q158p Riksingen)
|
gemak (w.c.) [ZND 12 (1926)] || wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
tomaat (Q158p Riksingen)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
17620 |
tong |
tong:
zen tong es oingelaaid (Q158p Riksingen)
|
Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|
19809 |
trapleuning |
leen:
lē̜n (Q158p Riksingen)
|
Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.]
II-9
|