e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlag vaan: vaon (Riksingen) vlag [ZND 17 (1935)] III-3-1
vlas hagen hagen: hǭgǝ (Riksingen) Het op rijen zetten van vlas. In de twee Leuvense vragenlijsten is gevraagd naar het "hagen" van vlas of stenen (voor dit laatste zie aflevering II.8, lemma Hagen); wanneer is aangegeven dat de opgave op stenen betrekking heeft, is deze hier weggelaten. [L 1, a-m; L 26, 10] I-5
vlees vlees: vlēs (Riksingen) vleesch [ZND 07 (1924)] III-2-3
vlees conserveren inzouten: inzātǝ (Riksingen) Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.] II-1
vleeskoe vetbeest: vetbes (Riksingen) Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149] I-11
vleesmade, larve van de bromvlieg vleesmade: (vlēs)moͅi̯ (Riksingen) made, vleeswormpje [N 26 (1964)] III-4-2
vleesmolen vleesmolentje: vlēsmyølǝkǝ (Riksingen) Met de hand bediend molentje dat het vlees tot worstvlees kleinmaalt. Het gemalen vlees wordt door een buisje in de hierover geschoven, schoongemaakte darm geperst. [N 28, 116; N 28, 114; monogr.] II-1
vleien flikkelflooien: hij kan flikkelfooien (Riksingen) Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-1
vleier mouwveger: het eene moulveiger (Riksingen), mouwveiger (Riksingen) een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)] || Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-1
vlinderdasje noeudje (<fr.): nøkə (Riksingen) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3