25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wēͅr (Q158p Riksingen)
|
weer (subst.) [ZND 10 (1925)]
III-4-4
|
33698 |
weg over het erf |
gang:
gaŋk (Q158p Riksingen)
|
Een weg over het boerenerf, langs of tussen de gebouwen door. Deze weg ontbreekt bij gesloten boerderijen. [N 5A, 75b; N 5, 111]
I-8
|
33663 |
wei |
groes:
grūs (Q158p Riksingen),
wei:
wē (Q158p Riksingen),
węǝ (Q158p Riksingen)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-11, I-8
|
17597 |
wenkbrauw |
wenkbrauw:
wénkbrave (Q158p Riksingen)
|
dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
21484 |
werk (zn.) |
werk:
werk (Q158p Riksingen)
|
Eerst uw werk afmaken! [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
21486 |
werkdag |
werkdag:
sweͅrdəsə klēr (Q158p Riksingen)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-3-1
|
18305 |
werkschoen |
akkerschoen:
akəršyn (Q158p Riksingen)
|
ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25445 |
werveluitsteeksels losmaken |
rugstrang afkappen:
røkstraŋk ǭfkapǝ (Q158p Riksingen)
|
De werveluitsteeksels losmaken om de ribben dikker te laten lijken. [N 28, 92]
II-1
|
25135 |
wervelwind |
wervelwind:
weͅrvəlwent (Q158p Riksingen)
|
wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33300 |
wieden, algemeen |
uittrekken:
ǭ.ttrękǝ (Q158p Riksingen)
|
Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b]
I-5
|