e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broek: algemeen broek: broek (Riksingen), bruk (Riksingen) broek [ZND 22 (1936)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] III-1-3
broekgesp broekengesp: brukəgeps (Riksingen) sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)] III-1-3
broekspijp broekenpijp: brukəpeͅpə (Riksingen) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem broekenriem: brukərīm (Riksingen) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak achter kontmaal: kontmoͅul (Riksingen) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij zijmaal: zeͅmoͅul (Riksingen) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  brūūr (Riksingen) broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] III-2-2
brompot brompot: broempot (Riksingen) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bron born: boǝn (Riksingen) Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8
bronstig op andere koeien springen willig (zijn): welǝx zen (Riksingen) [N 3A, 9b] I-11