20769 |
brood |
brood:
brood (Q158p Riksingen, ...
Q158p Riksingen)
|
(brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood dat niet opgegaan is (brood) [ZND 33 (1940)]
III-2-3
|
25613 |
brood uit de oven halen |
uitnemen:
uitnemen (Q158p Riksingen)
|
Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.]
II-1
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brōǝ (Q158p Riksingen)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
brø̄ǝr (Q158p Riksingen)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
25659 |
brouwerij |
brouwerij:
browǝrjǝ (?) (Q158p Riksingen),
brø̜̄ǝręj (Q158p Riksingen)
|
De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
breuk (Q158p Riksingen)
|
een houten brug [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
1a-m; 22, 29a;
brout (Q158p Riksingen)
|
bruid [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
bruidjes (Q158p Riksingen),
brətsə (Q158p Riksingen)
|
Een maagdeken (klein meisje, dat in een processie gaat). [ZND 01u (1924)] || Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
1a-m; 22, 29b;
broulof (Q158p Riksingen)
|
bruiloft [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
18364 |
bruine gebreide dameskous |
gestrikte kous:
yəstrikde kōs (Q158p Riksingen)
|
dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)]
III-1-3
|