33916 |
dempig |
dempig:
dɛ.mpex (Q158p Riksingen)
|
Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6]
I-9
|
24476 |
dennenappel |
dennenappel:
verzamelfiches; ook ZND01, u 31
deͅnnəappəl (Q158p Riksingen)
|
dennenappel [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
22087 |
dennennaalden |
dennenknoppen:
dennekneup (Q158p Riksingen),
denneknoppen (Q158p Riksingen)
|
dennenaald [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
24537 |
dennenwortel |
wortel:
(v.).
woͅtəl (Q158p Riksingen)
|
penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
19167 |
deugniet |
deugniet:
ook materiaal znd 23,4
deugniet (Q158p Riksingen),
vagebond:
ook materiaal znd 23,4
vagebond (Q158p Riksingen)
|
deugniet [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18291 |
deuk in een hoed |
bluts:
bløts (Q158p Riksingen),
één bleuts (Q158p Riksingen),
kloof:
Kleuf.
kløəf (Q158p Riksingen)
|
deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] || een deuk [ZND 33 (1940)]
III-1-3
|
33451 |
deurtje in een poortvleugel |
poortje:
pi̯ø̄tšǝ (Q158p Riksingen)
|
Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d]
I-6
|
21493 |
deurwaarder |
huissier (fr.):
hussi (Q158p Riksingen)
|
deurwaarder [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
21310 |
dief |
schelm:
chelm (Q158p Riksingen)
|
dief [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24300 |
dier, beest |
beest:
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
bés (Q158p Riksingen),
ook in ZND 23, 009
bes (Q158p Riksingen)
|
beest [ZND 01 (1922)] || dier [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|