e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
familie familie: familie (Riksingen), fəmöllə (Riksingen) verwant; wij zijn niet verwant [ZND 11 (1925)] III-2-2
fatsoenlijk fatsoenlijk: Dat és é fatsoenlek mins (Riksingen) Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)] III-1-4
feest feest: fés (Riksingen) Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)] III-3-2
fiets velo: vélo (Riksingen) Fiets. [ZND 35 (1941)] III-3-1
fietser fietser: de twee fietsers kruisen melkaaner (Riksingen) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] III-3-1
fijn droog stof stub: støp (Riksingen) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijne hagel fijne hagel: feͅənə hoͅgəl (Riksingen) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijt fijt: feit (Riksingen) ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] III-1-2
flaphoed laphoed: Brede luifel varieerde slechts naargelang de mode veranderde.  laphūət} [sic (Riksingen) flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)] III-1-3
flauwvallen van zijn sus af gaan: van zijnə sus aof (Riksingen) hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2