33064 |
garveband |
zeel:
zē̜l (Q158p Riksingen)
|
In dit lemma zijn de opgaven opgenomen voor het algemene woord voor band om de schoof. In de Nijmeegse vragenlijsten is niet naar de band in het algemeen, maar apart naar de onderste band (N 15, 22a) en naar de bovenste band (N 15, 22b) gevraagd; zie de volgende twee lemma''s. Uit de opgaven voor deze twee vragen zijn hier de woorden voor "band" bijeengezet, te zamen met het materiaal uit de andere bronnen. In de volgende lemma''s komen de specifieke benamingen voor de twee banden ter sprake. In bijna alle gevallen in Belgisch Limburg is ook het meervoud van het type band gegeven; het is dan ook toegevoegd in dit lemma. Bij type writsel werd voor Q 196 en 196a toegevoegd: wrong of knoop aan de band van een garve. In kaart 43 zijn de opgaven opgenomen die betrekking hebben op het aantal banden om de rogge (resp. koren-)schoof en om andere schoven. Het materiaal is aangevuld met dat van Goossens 1963, krt. 31. Zie afbeelding 7, a. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit N 15, 22a; A 23, 16; Lu 2, 34.2]
I-4
|
18206 |
gat in een kledingstuk |
kot:
ein koet in een koos (Q158p Riksingen)
|
een gat in een kous [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
25001 |
gat, opening |
kot:
kūt (Q158p Riksingen)
|
gat (znw enk) [N 26 (1964)]
III-4-4
|
25002 |
gat, opening (mv) |
koter:
ky(3)̄tər (Q158p Riksingen)
|
gaten (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-4
|
17623 |
gebit |
gebit:
gebiët (Q158p Riksingen)
|
hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
19725 |
gebouw |
bètiment (fr.):
batimeͅnt (Q158p Riksingen, ...
Q158p Riksingen),
gebouw:
gəbō (Q158p Riksingen, ...
Q158p Riksingen)
|
een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
18335 |
gebreide kous |
gestrikte kous:
yəstrikdəkōs (Q158p Riksingen)
|
breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18620 |
gebreide wollen muts |
zwarte wollen muts:
zwatə wølə møts (Q158p Riksingen)
|
vrouwenmuts, zwarte, dikke gebreide ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18145 |
gebrekkig persoon |
arm schaap:
een erm chaap (Q158p Riksingen)
|
een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
22436 |
gebruik |
gewente:
gewente (Q158p Riksingen),
gewénte (Q158p Riksingen)
|
Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)]
III-3-2
|