e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gehemelte gehemelte: gehémelte (Riksingen) het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)] III-1-1
gehucht gehucht: geheuch (Riksingen) gehucht [ZND 23 (1937)] III-3-1
gehurkt zitten op zijn hukken zitten: hējə zat oͅp zən hōwəkə (Riksingen) hij hurkte neer [ZND 01u (1924)] III-1-2
geit geit: gęt (Riksingen) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geknotte wilg wijde: wijë (Riksingen), wyë (Riksingen) knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)] III-4-3
gekruld haar gekruld haar: gekrold hoër (Riksingen) hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld geld: chben mə gailt kwēt (Riksingen), che mot geld hebbe veur konne te betoalen (Riksingen), gəlt (Riksingen) geld [ZND 14 (1926)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] III-3-1
gele voederwortel paardspoten: pi̯ǫtspōǝtǝ (Riksingen) Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.] I-5
gelijken (op) fel op een trekken: fel opeen trekken (Riksingen) gelijken [ZND 25 (1941)] III-4-4
geloof geloof: het ze geloof vloeiren (Riksingen) Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3