33153 |
haksel |
haksel:
hɛksǝl (Q158p Riksingen)
|
Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.]
I-4
|
34027 |
halfbloed |
halfbloed:
hāfblūt (Q158p Riksingen)
|
Koe van gedeeltelijk bekende afstamming. Bedoeld wordt de koe waarvan één der ouders onbekend is - dit betreft meestal de vader - of waarvan één der ouders niet is opgenomen in het stamboek. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1).' [N 3A, 3b]
I-11
|
18713 |
halfhemd |
borstlap:
boslap (Q158p Riksingen)
|
halfhemd, kort overhemd of los linnen borststuk dat onder de halsopeningen van het vest wordt gedragen [frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18353 |
halfhoge knoopschoen? |
bottinetje:
botinəkəs (Q158p Riksingen)
|
damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18255 |
halsketting |
kettel:
gôt, ən gōwə ketəl (Q158p Riksingen)
|
goud, een gouden ketting [ZND 01u (1924)]
III-1-3
|
33927 |
halster |
kopstuk:
kǫpstøk (Q158p Riksingen)
|
Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-11
|
20820 |
ham, hesp |
schonk:
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)
choor (Q158p Riksingen),
schouder:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1, a-m
šōr (Q158p Riksingen)
|
hesp [ZND 01u (1924)], [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
17659 |
hand |
hand:
hānt (Q158p Riksingen)
|
ik heb een splinter in mijn hand [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
18256 |
handschoen |
haas:
en haës (Q158p Riksingen),
hās - əv pø̄r hāsə (Q158p Riksingen),
é paar haësse (Q158p Riksingen),
vingerhaas:
veŋərhāsə (Q158p Riksingen)
|
een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)] || handschoen - een paar handschoenen [ZND 01u (1924)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19566 |
handveger, stoffer |
handborsteltje:
hāntbøsəlkə (Q158p Riksingen)
|
handveger [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|